Romeinse wijn
De Romeinen dronken hun wijn op verschillende manieren. Over het algemeen werd de wijn met water vermengd. Dit verbeterde de smaak en verminderde het alcoholpercentage. Het drinken van pure wijn werd door de Romeinen zelfs barbaars gevonden!
Ingrediënten:
500 cl witte wijn
500 cl water
2 à 3 eetlepels honing
kaneel, peper, koriander of anijspoeder
Bereiden:
- Breng het water aan de kook.
- Schenk een kan halfvol met het kokende water.
- Voeg twee of drie eetlepels honing toe. Roer tot de honing is opgelost.
- Vul de kan aan met de witte wijn.
- Daarna kun je nog kruiden naar smaak toevoegen.
Voor kinderen of mensen die liever geen alcohol drinken kun je druivensap gebruiken.
Wijn was de meest gangbare drank in het Romeinse rijk. Door het hele rijk, met uitzondering van Brittannië en het noorden van Gallië, werden druiven geteeld. Er kon koud of warm water gebruikt worden. Bij warm water krijg je een soort glühwein. Omdat de wijn vaak nogal zuur was, werd er honing toegevoegd en specerijen naar smaak, zoals anijs, kaneel, koriander of peper.
De vinologie was naar verhouding nog primitief. Wijn bedierf snel. Wijn die zuur was geworden, werd niet weggegooid, maar gebruikt om posca te maken. Posca was een frisdrank van azijn met water. Handig voor de reiziger en de wandelaar. Een flaconnetje posca op zak en men hoeft alleen maar water te vinden voor een lekkere limonade. Bovendien werkt azijn desinfecterend, wat geen kwaad kan met onbekend water. Natuurlijk werd de azijn ook op smaak gebracht met kruiden en honing. Het was dan ook absoluut geen pesterij toen Jezus aan het kruis ‘azijn’ (posca dus) te drinken kreeg. Toen Jezus hierover zijn dank uitsprak, bedoelde hij dat dus niet sarcastisch.