Romeinse gevulde dadels
Het oudste kookboek dat bewaard is gebleven, is van een tijdgenoot van keizer Augustus, Marcus Gavius Apicius. Hij was een smulpaap en besteedde al zijn tijd en geld aan het bedenken en samenstellen van de meest geraffineerde gerechten. Dit recept komt uit het kookboek van Apicius.
De Romeinen hielden erg van zoetigheid als nagerecht.
Ingrediënten:
dadels (hoeveel je wilt)
gepelde noten (bijvoorbeeld amandelen, walnoten of hazelnoten, fijngehakt)
peper naar smaak
honing naar smaak
Bereiden:
- Ontpit de dadels en vul ze met de noten.
- Doe een flinke scheut honing in de pan en laat deze warm worden.
- Leg de dadels in de honing en bestrooi ze met peper.
- De dadels moeten even bakken.
- Let erop dat de honing niet verbrandt! Het is belangrijk dat er veel honing in de pan zit en dat deze rustig pruttelt, dan kun je er steeds nieuwe dadels inleggen.
- Haal de dadels die klaar zijn, voorzichtig uit de pan en laat ze afkoelen.
Van huis uit waren de Romeinen een hard werkend, sober levend volk. Brij of grof brood, olijven, verse geiten -of schapenkaas, vijgen, groenten, peulvruchten en af en toe een visje is eeuwenlang de basis van de Romeinse keuken geweest. Ook de rijke Romeinen aten eenvoudige boerenkost. ’s Morgens een eenvoudig ontbijt van brood met honing of wat geitenkaas, ’s middags brood met eieren en koud vlees, overgebleven van de vorige dag, met wat groente en fruit. En ’s avonds de hoofdmaaltijd, meestal een stoofschotel of soep van tarwe, gerst, bonen of linzen. In rijke families bestond de hoofdmaaltijd uit voorgerechtjes, zoals schelpdiertjes, worst, olijven en een salade. Als hoofdgerecht vlees en groenten met bonen, brij of brood, en als dessert gebak en fruit.
Voor de Romeinen die het zich konden veroorloven kwamen er in de tweede eeuw v. Chr. grote veranderingen in dit sobere leven. Rome veroverde het oosten en de Romeinen maakten kennis met een verfijnde keukencultuur van ingewikkelde schotels van vlees met vruchten, gecompliceerde sauzen en geheimzinnige specerijen.
Koken was voor de meeste stedelingen een luxe. Vanwege het brandgevaar in hun houten woonvertrekken kookten de armen niet, maar kochten ze hun maaltijden bij stalletjes in de straat. Rijke Romeinen hadden hun eigen keuken en slaven die voor hen kookten.