7. Bestaat het goede en kwade?
Het nadenken over het goede en het kwade is eeuwenoud. Al in het oude Mesopotamië werden er regels opgesteld hoe men met elkaar diende om te gaan. Binnen de filosofie is het goede en het kwade eveneens een concept waar veel over wordt nagedacht. Er zijn verschillende disciplines binnen dit vraagstuk, zoals deugd ethiek, deontologie, wat zich bezighoudt met regels en plichten en gevolgenethiek. Tussen deze disciplines zijn verschillende raakvlakken, waardoor ze niet volledig los van elkaar staan. Hieronder lees je over vier mensen die hebben nagedacht over het goede en het kwade.
Anne Frank (1929 – 1945) was een Duits meisje, die bekend is geworden door haar dagboek dat na de Tweede Wereldoorlog is gepubliceerd. Anne Frank is wellicht het bekendste oorlogsslachtoffer van de Tweede Wereldoorlog. In haar dagboek beschrijft ze haar ervaringen in het Achterhuis, zoals de kamer waar zij met haar familie en vier andere joden ondergedoken zat. Hierbij werd ze geholpen door een aantal verzetsstrijders, waaronder Miep Gies. In augustus 1944 werd de locatie van de familie Frank verraden aan de Duitsers, waarna ze via Westerbork in Auschwitz terecht kwamen. Anne en haar zus werden na een maand overgeplaatst naar Bergen-Belsen, waar de twee in het begin van 1945 stierven aan een tyfus infectie. Na de oorlog publiceerde Annes vader, Otto Frank, haar dagboek, dat bewaard was door Miep Gies. Haar dagboek is in meer dan 65 talen vertaald en is het meest gelezen dagboek over de Holocaust. Het dagboek behandelt onder andere het opgroeien van Anne, problemen met haar moeder en haar kortstondige relatie met Peter van Pels. Opvallend is haar optimisme. Zo vertelt Anne dat ze een journalist of schrijver wil worden na de oorlog en stelt ze dat ze, ondanks alles, nog steeds gelooft in de goedheid van de mens. De quote komt dan ook uit haar dagboek en symboliseert dit sentiment.
Matthieu Ricard (1946 – ) is een Franse boeddhistische monnik, schrijver en fotograaf. Hij is de officiële Franse tolk van de veertiende Dalai Lama. Hij heeft een doctoraat in moleculaire biologie. Tijdens zijn studie reisde hij al meerdere keren naar Noord-India om zich te verdiepen in het boeddhisme. In 1979 werd hij officieel ingewijd als monnik en in 1989 aangewezen als de officiële Franse tolk. Naast zijn werk als monnik schrijft Ricard ook boeken. Hij verkreeg internationale bekendheid met zijn boek De monnik en de filosoof, die in 23 talen vertaald is. Binnen het boeddhisme is karma belangrijk. Dit is terug te zien in de quote van Ricard, die goed en kwaad definieert aan de hand van de gevolgen van een bepaalde actie. Dit hangt samen met het idee van karma, dat stelt dat acties gevolgen hebben in het huidige en toekomstige levens.
Hillel I de Oudere (ca. 50 v.Chr. – eerste kwart 1e eeuw n.Chr.) was een Joods geleerde. Hij was een vooraanstaande meester in bijbels commentaar en de joodse traditie. Hij was eveneens de leider van een joodse school die naar hem vernoemd is, het Huis van Hillel. Hillel werd geboren in Babylonië, waar hij zijn onderwijs ontving. Vervolgens reisde hij naar Palestina, waar hij les ging geven in de joodse heilige teksten en de orale wetten. Hij was onderdeel van de Farizeeën, naast de Sadduceeën een van de twee grote stromingen binnen het vroege jodendom. De farizeeën volgde de joodse wetgeving, zoals opgeschreven in de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse bijbel, strikt en namen minder Hellenistische elementen over, in tegenstelling tot de sadduceeërs. De quote van Hillel staat ook bekend als de “Gouden regel”, die in verschillende tradities terugkomt, waaronder de christelijke en confuciaanse tradities. Een bekend verhaal over Hillel gaat over deze Gouden regel. Een man daagt geleerden uit om hem de Torah uit te leggen terwijl hij op één been balanceert. Hoewel anderen hem wegsturen, zegt Hillel: “wat jij haat, doe dat ook een andere niet. Dat is de Torah, de rest is uitleg”.
Thomas van Aquino (1224/25 – 1274) was een van de belangrijkste westerse filosofen en theologen van de christelijke kerk. Aquino werd al vroeg door zijn familie in een klooster geplaatst, maar werd door de keizer van het Heilig Roomse Rijk, Frederik II, teruggeplaatst naar zijn familie. De reden hiervoor was dat de monniken in het klooster te loyaal aan de paus waren in plaats van de keizer. Hij ging vervolgens naar de recent opgerichte universiteit van Napels, waar hij in aanraking kwam met wetenschappelijke en filosofische werken die vertaald waren vanuit het Grieks en Arabisch. Hier besloot hij om toe te treden tot de Dominicaanse orde. In 1245 begon hij aan de universiteit van Parijs. In deze tijd nam de invloed van het gedachtegoed van de Arabische wereld en Aristoteles toe, wat voor een sterke reactie van de kerkvaders zorgde. Hoewel zij deze ideeën probeerde tegen te houden, terwijl Aquino ze juist ging bestuderen. In 1256 rondde hij zijn studie theologie af en ging doceren aan twee scholen die opgenomen waren in de universiteit van Parijs. Aquino was een van de eerste die rede en theologie combineerde, iets wat hem uit verschillende hoeken kritiek opleverde. Zo verdedigde hij het bestaan van God aan de hand van vijf, filosofische stellingen. Zo stelt hij bijvoorbeeld dat bewegingen moeten worden veroorzaakt door een beweger, God. Thomas van Aquino gaat in zijn ideeën uit van dat het goede inherent in de mens aanwezig hoort te zijn, waarbij het kwade de afwezigheid van het goede is. Dit is terug te zien aan zijn quote.